bevingeren
(1969) (inf.) (een vrouw) met de vingers seksueel bevredigen. Vgl. vingeren*. • Haar hand verdween tussen haar benen en ze begon zichzelf zachtjes te bevingeren. (B. Cornelis: Vreemde spelletjes. 1969) • En deze aanblik, de witvlekkende dijen achter de zwarte kousen, en vooral de herinnering aan de dag toen ze zich bevingerde bij...