Wat is de betekenis van Besjoemelen?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

besjoemelen

(1896) (ook: besjoechelen, besjoefelen) (Barg.) bedriegen; zwendelen; om de tuin leiden. Vgl. Duits: 'beschummeln'. Besjoemelen is een iets milder woord dan beseibelen*. Kijk ook onder besjoecheld*. Sjoemelen* en besjoemelen komen uit het Rotwelsch (het Duitse Bargoens). Deze woorden komen al omstreeks 1750 in een woordenboek van de Noordduitse vo...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

besjoemelen

besjoemelen - Werkwoord 1. (ov) (informeel) bedriegen Woordherkomst afgeleid van sjoemelen met het voorvoegsel be- Synoniemen besodemieteren

2024-04-26
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

besjoemelen

(< Hd. beschummelen, bedriegen), bedriegen door een enigszins onware voorstelling van de gang van zaken te geven: Parooll.

2024-04-26
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Besjoemelen

bedotten; een rad voor de ogen draaien. Milder en meer ingeburgerd dan het gelijkbeduidende beseibelen.Van Rotwelsch beschummeln(al in het begin van de 18de eeuw). Volgens Küpper en andere Duitse bronnen liggen zigeunerwoorden als sjindav‘schijten’ en sjindalo‘schijthuis’ eraan ten grondslag, met wellicht beïnvloeding van Duits Schund‘uitschot, boc...

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Besjoemelen

[missch. via Du. Schund = uitschot, bocht van zigeunertaal schindav = schijten] (volkst.) lichtelijk bedriegen, bedotten.

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Besjoemelen

(besjoechelen) bedotten; bedriegen

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)