Wat is de betekenis van Beploegen?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

beploegen

(17e eeuw) (in de uitdrukking: een land of een schoot beploegen) (plat) seksuele gemeenschap hebben (met een vrouw). Metafoor uit de agrarische sfeer. Vermeld door Hans Heestermans (1980). Zie ook: bekruipen*. • (Haagse Mercurius, Volume 1. 1698)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beploegen

(beploegde, heeft beploegd), 1. met do ploeg bewerken: de akker beploegen. 2. (fig.) de zee beploegen, bevaren, de golven doorklieven. 3. planken beploegen, er met de ploegschaaf een gleuf aan de zijkant in maken.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beploegen

beploegde, h. beploegd (met de ploeg bewerken): akkers beploegen; fig. de zee beploegen, bevaren.

2024-04-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Beploegen

grondbewerking door middel van een ploeg. > Landbouw.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

beploegen

(beploegde, heeft beploegd) 1. ploegend bewerken : een akker -. 2. bevaren : de zee -.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Beploegen

(beploegde, heeft beploegd), 1. met de ploeg bewerken: de akker beploegen; 2. (fig.) de zee beploegen, bevaren, de golven doorklieven; 3. planken beploegen, er met de ploegschaaf een gleuf aan de zijkant in maken.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Beploegen

BEPLOEGEN, (beploegde, heeft beploegd), met den ploeg bewerken den akker beploegen; — (fig.) de zee beploegen, bevaren, de golven doorklieven; — planken beploegen, met de ploegschaaf eene gleuf aan den zijkant erin maken. BEPLOEGER, m. (-s). BEPLOEGING, v. (-en).