beloken
1. Gesloten. Zij buigt zich over hem en zacht raakt zij met haar lippen zijn halfbeloken mond, TEIRLINCK 1952, 2, 57. 2. Verborgen, geheim; vand. ook: vervaagd, vaag, donker; ontoegankelijk enz. Er zou niets gebeurd zijn dan een toevallige reeks ontmoetingen die het oppervlak der beloken herinneringen vluchtig hadden doen rimpelen, VAN AKEN 1965,...