Belenden
(belendde, heeft helend; bijna alleen als teg. deelw.), grenzen, palen, gelegen zijn aan: de belendende percelen, een belendend vertrek, huis; — de belendende aanhorigheden, ap- en dependentiën.
Van Dale Uitgevers (1950)
(belendde, heeft helend; bijna alleen als teg. deelw.), grenzen, palen, gelegen zijn aan: de belendende percelen, een belendend vertrek, huis; — de belendende aanhorigheden, ap- en dependentiën.
L. Zwiers (1918)
Grenzen, palen aan. Belendenden zijn de perceelen of terreinen, die gelegen zijn voor, achter of naast het perceel of terrein, waarvan sprake is.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(belendde, heeft belend; bijna alleen als teg. deelw.), grenzen, palen, gelegen zijn aan: de belendende percelen, een belendend vertrek.
J. Verdam (1911)
zw. ww. — I. Intr. Belanden; waer ic belende, waar ik te recht kom. — II. Wederk. Zich ergens heen begeven.
Instituut voor de Nederlandse taal
belenden ww. 'liggen naast' categorie: geleed woord Mnl. belenden 'grenzen aan' [voor 1414; MNW]; vnnl. belenden 'grenzen aan (van onroerend goed)' [1658; WNT]; nu meest als teg.deelw.: belendend zijn 'grenzen aan' [1830-35; WNT], een huis aan de synagoge belendende ... [1855; WNT]. Misschien verwant met...
J.H. van Dale (1898)
BELENDEN, (belendde, heeft belend), grenzen, palen aan de belendende perceelen, een belendend vertrek, huis; — de belendende aanhoorigheden, apen dependentiën; — (gew.) belanden. BELENDING, v. (-en), aangrenzend huis, perceel; — zonder gevaarlijke belendingen, gewone term in brandverzekeringpolissen.
I.M. Calisch (1864)
Belenden, ow. gel. (ik belendde, heb belend), grenzen -, palen aan; een -d vertrek, -d huis, de -de aanhoorigheden, ap- en dependentiën. *...ING, v. (-en).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: