beleefdheidshalve
uit beleefdheid. met het oog op de beleefdheid; omwille, ter wille van de beleefdheid; vanwege de beleefdheid; uit beleefdheid; vaak in het bijzonder: niet van harte, maar om niet onbeleefd te zijn. Voorbeelden: Ik zei hem dat Leopold niet thuis was, maar liet hem beleefdheidshalve toch maar in de vestibule. Je kon de broer van je we...