bekocht
bekocht - Bijvoeglijk naamwoord 1. te duur hebbend ingekocht bekocht - Werkwoord 1. enkelvoud verleden tijd van bekopen ♢Ik bekocht ♢Jij bekocht ♢Hij, zij, het bekocht 1. voltooid deelwoord van bekopen Uitd...
Wiktionary (2019)
bekocht - Bijvoeglijk naamwoord 1. te duur hebbend ingekocht bekocht - Werkwoord 1. enkelvoud verleden tijd van bekopen ♢Ik bekocht ♢Jij bekocht ♢Hij, zij, het bekocht 1. voltooid deelwoord van bekopen Uitd...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., bekocht zijn, te duur, slecht gekocht hebben; — ik ben er aan bekocht, ik heb het te duur betaald, (ook) ik kan het niet gebruiken; — daar is men niet aan bekocht, dat heeft men niet te duur, (ook) dat kan men uitstekend gebruiken.
M. J. Koenen's (1937)
vd. en bn.: bekocht zijn, een slechte koop gedaan hebben, bij de koop bedrogen zijn: ik ben er aan, er mee bekocht.
Jozef Verschueren (1930)
(bə'kocht) bn. een slechte koop gedaan hebbend : er aan, er mee zijn. Syn. te duur gekocht hebbend.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn., zijn, te duur, slecht gekocht hebben; daar is men niet aan bekocht, dat heeft men niet te duur, (ook) dat kan men uitstekend gebruiken; zich bekocht voelen, zich bedrogen voelen.
J.H. van Dale (1898)
BEKOCHT, bn. bekocht zijn, te duur, te slecht gekocht hebben; — ik ben eraan bekocht, ik heb het te duur betaald, (ook) ik kan het niet gebruiken; — daar is men niet aan bekocht, dat heeft men niet te duur, (ook) dat kan men uitstekend gebruiken.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: