Wat is de betekenis van bekladden?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bekladden

bekladden - Werkwoord 1. (ov) op lelijke wijze iets met verf, modder of graffiti bedekken Alle viaducten en muren waar je in de trein langsrijdt, zijn beklad door de spuitbussencultuur. 2. (ov), (figuurlijk) iemands goede naam schaden Hij werd beklad met...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bekladden

bekladden - regelmatig werkwoord uitspraak: be-klad-den 1. er vlekken of viezigheid op laten komen ♢ de brug was beklad met graffiti 1. iemands eer bekladden [lelijke dingen van hem zeggen]...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bekladden

v., bikladzje, bimalkje, bislanterje, bislinterje; iem. —, immen in smet oanwriuwe, in smet op immen smite.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bekladden

(bekladde, heeft beklad), met verf besmeren, besmeuren; veel papier bekladden, beschrijven (met minachting gezegd) : — (fig.) iem., iemands eer bekladden, kwaad van hem spreken, hem belasteren.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bekladden

bekladde, h. beklad (bevlekken, bemorsen):, papier bekladden; fig. iemands goede naam of eer bekladden, door laster bevlekken; beklad worden, belasterd; Z.-N. bekladderen.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bekladden

(bekladde, beeft beklad) 1. bevlekken : papier -. 2. belasteren : iemands eer -.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bekladden

(bekladde, heeft beklad), 1. besmeren, besmeuren; 2. (fig.) iemands eer bekladden, hem belasteren.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bekladden

BEKLADDEN, (bekladde, heeft beklad), bevlekken; veel papier bekladden. beschrijven (met minachting gezegd) — (fig.) iemands eer bekladden, kwaad van hem spreken, hem belasteren. BEKLADDING, v. (-en).