behojebikker
(1906) (Barg.) pooier. Eigenlijk: iemand die leeft van de behoje* (vrouwelijk geslachtsdeel). Syn.: beschermer*; bijgoochem*; bikker*; dikvreter*; kamerverhuurder*; kutverhuurder*; kutvreter*; makreel*; mietnasser*; pimp*; relaxbaas*; uitsmijter (4)*. • Behojjebikker, een kerel die leeft (bikt) van het zedeloos bedrijf van zijn vrou...