Wat is de betekenis van Bedillen?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bedillen

bedillen - Werkwoord 1. (ov) bemoeizuchtig voor een ander regelen Woordherkomst afgeleid van dillen met het voorvoegsel be- Verwante begrippen haarkloven, vitten, het lastig maken

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bedillen

v., bilekje, bilekskoaije, hearskje; iets, iemand —, falle op eat, immen.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bedillen

(bedilde, heeft bedild), 1. eigenlijk: bebabbelen; (bij uitbr.) bevitten, min of meer gezochte aanmerkingen maken: ik laat mij niet bedillen, ik duld niet dat men mij wil terechtwijzen bij al wat ik doe; 2. (gew.) iets bedillen, bescliikken, beredderen; — de keuken bedillen, besturen,

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bedillen

bedilde, h. bedild (kleingeestig critiseren, bevitten).

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bedillen

(bedillən) (bedilde, heeft bedild) [Mned. dillen, praten] kleingeestige aanmerkingen maken. Syn. berispen, bevitten, doorhalen, gispen, laken, veteren. Tgst. → loven bediller m. (-s).

2024-04-30
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Bedillen

is afgeleid van ’t Mnl. dillen = praten, spreken, in eenigszins ongunstigen zin, als ons klappen.

2024-04-30
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bedillen

BEDILLEN, (bedilde, heeft bedild), eigenlijk bebabbelen; (bij uitbr.) bevitten, min of meer gezochte aanmerkingen maken ik laat mij niet bedillen, ik duld niet, dat men op alles vit wat ik doe; — (gew.) iets bedillen, beschikken, beredderen; — de keuken bedillen, besturen. BEDILLING, v. 1 (-en), het bedillen.