bedillen
bedillen - Werkwoord 1. (ov) bemoeizuchtig voor een ander regelen Woordherkomst afgeleid van dillen met het voorvoegsel be- Verwante begrippen haarkloven, vitten, het lastig maken
Wiktionary (2019)
bedillen - Werkwoord 1. (ov) bemoeizuchtig voor een ander regelen Woordherkomst afgeleid van dillen met het voorvoegsel be- Verwante begrippen haarkloven, vitten, het lastig maken
Van Dale Uitgevers (1950)
(bedilde, heeft bedild), 1. eigenlijk: bebabbelen; (bij uitbr.) bevitten, min of meer gezochte aanmerkingen maken: ik laat mij niet bedillen, ik duld niet dat men mij wil terechtwijzen bij al wat ik doe; 2. (gew.) iets bedillen, bescliikken, beredderen; — de keuken bedillen, besturen,
Jozef Verschueren (1930)
(bedillən) (bedilde, heeft bedild) [Mned. dillen, praten] kleingeestige aanmerkingen maken. Syn. berispen, bevitten, doorhalen, gispen, laken, veteren. Tgst. → loven bediller m. (-s).
J.Pluim (1911)
is afgeleid van ’t Mnl. dillen = praten, spreken, in eenigszins ongunstigen zin, als ons klappen.
J.H. van Dale (1898)
BEDILLEN, (bedilde, heeft bedild), eigenlijk bebabbelen; (bij uitbr.) bevitten, min of meer gezochte aanmerkingen maken ik laat mij niet bedillen, ik duld niet, dat men op alles vit wat ik doe; — (gew.) iets bedillen, beschikken, beredderen; — de keuken bedillen, besturen. BEDILLING, v. 1 (-en), het bedillen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: