bastvezels
aanwezig in bast, zeer dikwandige cellen, vaak verhout; buigzaam en elastisch; kunnen zeer taai zijn; bv. bij vlas, hennep, jute.
G. Th. van Kempen (1974)
aanwezig in bast, zeer dikwandige cellen, vaak verhout; buigzaam en elastisch; kunnen zeer taai zijn; bv. bij vlas, hennep, jute.
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
is de verzamelnaam voor die plantaardige vezelstoffen, welke worden verkregen uit de buitenlaag van de stengel (of stam) van allerlei gewassen. Dit ter onderscheiding van de bastvezels van andere groepen van vezels, zoals de bladvezels* (uit bladeren afkomstig), de plantenharen (katoen, kapok, plantenzijde), dierlijke vezels (zijde, wol), kunstmati...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m. (mv.), lange, spoelvormige, buigzame, trekvaste cellen, die gelegen zijn in de bast en door het bezit van dikke verhoute wanden stevigheid aan de bast verlenen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: