Wat is de betekenis van bassen?

Het begrip bassen heeft 6 verschillende betekenissen: 1) blaffen. 2) snauwen. op een agressieve toon iets zeggen; snauwen; tekeergaan. 3) met een zware stem spreken. 4) donker klinken. een zwaar, donker geluid voortbrengen; donker klinken. 5) bas spelen. bas of basgitaar spelen. 6) als bas zingen.

Klein scheepskanon, zonder affuit.

(baste, gebast) blaffen van honden. Het was nog even wennen voor de trouwe viervoeters. Een minderheid voelde zich niet op zijn gemak en begon bij het starten van de film flink te bassen. - LN, 12-08-2002. hoesten .<fig.> snauwen van personen.

Van honden: blaffen; van pers.: snauwen, tekeergaan. «Ik moet, ik wil ze niet zien!» bast Verstegen, WACHTERS 1946, 173. Daar komt nog bij dat men in de Zaal van zo gauw de uchtend bloost, altijd honden hoort bassen, TEIRLINCK 1952, I, 25. Ook o.a.: CLAES 1933, 43. TIMMERMANS 1966, 196.

v., b(l)affe, bylje.

(baste, heeft gebast), 1. (inz. Zuidn.) blaffen, ook oneig.: (aan)snauwen, te keer gaan ; 2. de diamant voor de eerste keer slijpen.

de hond baste, h. gebast (blaffen; Z.-N. zwaar hoesten): fig. nijd en laster bassen.

Bartholomeus (Bartholdt) van, Ned. schilder en architect, * ca. 1590 (te Antwerpen?), + 1652. In 1613 als vreemdeling opgenomen in het Lucasgilde te Delft, in 1620 in het Lucasgilde te Den Haag, waarvan hij in 1627 en 1636 hoofdman was; trouwde januari met Aeltge Pieters van Gils te Den Haag, die in April 1652 stierf, waarna hij overleed in Novembe...

('bassen) (baste, heeft gebast) [kin.] blaffen.