Wat is de betekenis van Bakvisch?

2024-04-29
Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Bakvisch

D.w.z. een aankomend meisje; een navolging van het hd. Backfisch. ‘De toepassing van het woord is daaruit te verklaren, dat de visch die gebakken wordt vooral van kleiner soort is’; [i]Ndl. Wdb.[/i] II, 899. In Zeitschr. f. Deutsche Wortf. III, 94 en bij Kluge, Wtb. 32 wordt ondersteld dat het oorspr. een studentenw...

2024-04-29
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Bakvisch

een jong meisje tusschen 15 en 18 jaar. Zoo genoemd, naar de bakvisch (visch om te bakken), die kleiner is dan de gewone kookvisch.

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

bakvisch

bakvisch - v., zie „bacfisch”.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

BAKVISCH

v. kleine visch, geschikt om te bakken. Bakvischje, o. (-s), spottend gezegd van aankomende meisjes (van 14 tot 17 jaar).

Gerelateerde zoekopdrachten