Wat is de betekenis van badgast?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

badgast

(1985) (Den Haag) rare kerel. • (Ad van Gaalen en Frans van den Mosselaar: Kèk mè nâh. Plat & bekakt Haags. 1985) • In een café in de Jordaan, waar veel vaste klanten komen, worden toevallige passanten steevast aangeduid met ‘badgasten’. Dat is niet vriendelijk bedoeld. (Yvonne Kroonenbe...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

badgast

badgast - zelfstandig naamwoord uitspraak: bad-gast 1. iemand die een badplaats bezoekt ♢ in mei komen de badgasten uit Duitsland al naar Nederland Zelfstandig naamwoord: bad-gast de badgast ...

2024-04-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

badgast

(Den Haag) rare kerel, iemand die zich vreemd gedraagt. Averrgrrieks. Je kunt iemand op een heleboel manieren duidelijk maken dat je hem maar een rare snuiter vindt. Je kunt hem vanuit de grond van je hart midden in zijn gezicht uitlachen, maar je kunt hem ook een paar fikse scheldwoorden toevoegen: geitenbreier, mafkikker, rare snoeshaan, eigenhei...

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Badgast

m. en v. (-en), iem. die een badplaats bezoekt, inz. om er een kuur te doen.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

badgast

m. en v. badgasten (iem., die op een badplaats een kuur doet; bij uitbr. bezoeker ener badplaats).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

badgast

('bat) m. (-en) gast, bezoeker van een badplaats.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Badgast

m. (-en), iemand die een badplaats bezoekt.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)