apezat
(1966) (inf.) erg dronken. Syn.: apelazarus*; apetoeter*. • Die jongen is apezat. Hij heeft hier twee uur achter mekaar sherry zitten hijsen. (Rinus Ferdinandusse: Stukjes in de kraag. 1966) • Wij gedronken? Kerel, we waren apezat! Lam waren we! Lam! (Dirk Ayelt Kooiman: Een romance. 1973) • Schei uit man, ik had er dagen bij dat i...