Wat is de betekenis van anti?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

anti

1. (2003) (jeugd) Antilliaan(se). Vgl. Suri* en Paki*. • Anti: Jongerentaalafkorting voor Antilliaan. (Martin Meulenberg: Van adat tot zwart-rechts. Lexicon van de multiculturele samenleving. 2003) • 'Wel een condoom gebruiken,' waarschuwde hij. 'Altijd bij Anti's.' (Robert Vuijs-je: Alleen op de wereld. 2009) • Een stukje verderop...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

anti

anti - Zelfstandignaamwoord 1. de tegenstander De anti's hebben de verkiezingen verloren. anti - Bijwoord 1. tegen Ik ben vaak anti, vooral als andere mensen vóór zijn. Woordherkomst afgeleid van het Grieks: 'anti'

2024-04-29
Lexicon van de multiculturele samenleving

Martin Meulenberg (2003)

Anti

Jongerentaalafkorting voor Antilliaan.

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Anti

tegen

2024-04-29
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Anti

beteekent in samenstellingen „tegen”, tegenover → pro (= voor).

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

anti

teen, teenoor, strydig met.

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Anti

tegen.

2024-04-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Anti

(Grieks) legen; als voorvoegsel in vele samengestelde woorden in deze of nauw daaraan verwante betekenis. B.v. tegenwerkend (antigeen, antitoxine), vijandig tegenover (anti-stoffen), in tegengestelde richting (antiperistaltiek), tegenovergesteld (antipoden = tegenvoeters).

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Anti

tegen; voor (ter vervanging v. anté-).