Wat is de betekenis van ambtsperiode?

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

ambtsperiode

periode van ambtsuitoefening. periode waarin iemand een bepaald ambt uitoefent of volgens een vooraf vastgestelde duur mag uitoefenen; periode van ambtsuitoefening. Voorbeelden: De oprichter van Aznars partij [...] zegt deze dagen dat hij het komende kabinet een ambtsperiode van twee tot drie jaar voorspelt. De Standaard, 1996...

2025-07-15
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Ambtsperiode

De termijn dat een gezagdrager in functie is. De ambtsperiode van een minister of staatssecretaris is in beginsel vier jaar (omdat in principe elke vier jaar kamerverkiezingen worden gehouden). Een burgemeester wordt voor zes jaren benoemd.

2025-07-15
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)