ambtsperiode
...
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
periode van ambtsuitoefening. periode waarin iemand een bepaald ambt uitoefent of volgens een vooraf vastgestelde duur mag uitoefenen; periode van ambtsuitoefening. Voorbeelden: De oprichter van Aznars partij [...] zegt deze dagen dat hij het komende kabinet een ambtsperiode van twee tot drie jaar voorspelt. De Standaard, 1996...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marco Bunge (1985)
De termijn dat een gezagdrager in functie is. De ambtsperiode van een minister of staatssecretaris is in beginsel vier jaar (omdat in principe elke vier jaar kamerverkiezingen worden gehouden). Een burgemeester wordt voor zes jaren benoemd.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: