Wat is de betekenis van amai?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

amai

(1907) (Vlaanderen, inf.) uitroep van teleurstelling of verbazing. Vaak in verbindingen zoals ‘amai mijn voeten.’ • Amai Tsjorl, amai! Blaif van m'n lâf, zulle kerel! Awel, wor blâf-de mi-j-à faif freng? Sûkeleer! (E. d’Oliveira: Quasi-socialisten. Hollanders te Antwerpen. Deel 2. 1907) • De Soo...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

amai

amai - Tussenwerpsel 1. een uitdrukking van teleurstelling of verbazing Amai, wat een rommel!

2024-04-29
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

amai

goh, nou (informeel) Drie weken geleden stond ik op een receptie te praten met een vrouw, toen ze zei: 'Amai, op tv zijt gij nen toffe, maar nu ik u zo in het echt ontmoet...' Hoe onbeleefd is dat? (Knack) Pas in 1999 is het woord in de Dikke Van Dale opgenomen. Een getalenteerde scrabbelaar had daarom dringend verz...

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)