Wat is de betekenis van ALZOO?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ALZOO

bw. van wijze (versterking van) zoo, op deze wijze, aldus ’t is uit vrees, dat hij alzoo spreekt; gelijk God gebiedt, alzoo zullen wij doen; (veroud.) niet alzoo, zoo is het niet !; — (bijb.) alzoo sprak de Heer tot Mozes (volgen de woorden); — als bn. zoodanig alzoo zijn de paden aller die God vergeten; — voegwoordelijk b...