Wat is de betekenis van alleluja?

alleluja - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) oproep in een aantal psalmen om de Heer te prijzen (24× in OT: Ps. 104:35 +; ook 4× in NT) Woordherkomst Herkomst: Hebreeuws via het Latijn, letterlijk: 'prijst de Heer' Verwante begrippen Hebreeuws (transcriptieversie): haleloeja, Hebreeuws-Nederlands (gangb...

deel van de mis

(= looft God). 1. Liturgische uitroep van Joodschen oorsprong, die in de kerk vooral tijdens den → Paaschtijd gezegd wordt. Het woord A. is samengesteld uit Halleloe, d.i. looft, verheft uw stem met vreugde en Jah., afkorting van den Godsnaam Jahweh. 2. Populaire naam van een → toog zonder mouwen. Zie ook Priesterkleeding.

(Hebr.: halUlujah, looft Jahweh) is een uitroep van jubel, die in de liturgie van het O.T. veelvuldig werd gebruikt (bijv. Ps. 104-106; 147150) en door de Kerk werd overgenomen. Men gebruikte nu eenmaal graag sommige vreemde woorden (zie Abba). In de R.K. liturgie wordt het Alleluja veel gezongen, maar niet in de tijd van de Vasten en Voorvasten....

o. allelujas (Hebr. prijst God! een vreugderoep); zie halleluja.

loof den Heer.

→ Halleluja.

Letterlijk: Looft den Heer. Kerkelijke jubelzang. Een mooi voorbeeld hiervan is het Gregoriaansche Alleluja, dat op Paaschzondag wordt gezongen. Op de melismatische Alleluja's der oud-Christelijke Kerk, eigenlijk dus vocaliseeringen op a, werden later, als hulpmiddel voor het geheugen, tekstwoorden gemaakt. Deze tekst vormt den oorsprong der &...

(alle'luija) o. (-'s) [Hebr. prijst God] 1. Eig. woord dat veelvuldig voorkomt in de katolieke liturgie : van Septuagesima tot Pasen wordt het weggelaten. 2. Metn. [1 als vreugdekreet omdat men zó geholpen wordt] toog zonder mouwen ten gerieve van vreemde priesters, die mis willen lezen en geen toog aan hebben : koster, heb je gee...