Wat is de betekenis van AFSTELEN?

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afstelen

(stal af, heeft afgestolen), 1. een gedeelte wegstelen : van het geld dat op tafel lag zijn tien gulden afgestolen; 2. iem. iets afstelen, het hem door diefstal ontnemen, heimelijk ontvreemden; — (fig.) hij mag mij afgestolen worden, ik wil hem gaarne missen (van iem. gezegd op wiens bijzijn men niet gesteld is).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afstelen

(‘af) (stal af, heeft afgestolen) stelend afnemen : 10 gulden zijn van dat geld afgestolen; hij mag mij afgestolen worden, ik wil hem graag missen.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

AFSTELEN

(stal af. heeft afgestolen), een gedeelte wegstelen van het geld dat op tafel lag zijn tien gulden afgestolen; — iets heimelijk wegnemen en zich onwettig toeëigenen, ontvreemden; — iem. iets afstelen, het hem door diefstal ontnemen, heimelijk ontvreemden; — (fig.) hij mag mij afgestolen worden. ik wil hem gaarne missen (van...

Gerelateerde zoekopdrachten