Wat is de betekenis van afslepen?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afslepen

afslepen - Werkwoord 1. wegslepen afslepen - Werkwoord 1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afslijpen ♢... dat wij afslepen ♢... dat jullie afslepen ♢... dat zij afslepen Woordherkomst samenstelling van af en slep...

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afslepen

sleepte af, h. afgesleept (1 weg naar omlaag slepen; 2 Z.-N. met een sleepnet afvissen, af jagen; 3 tot op de grond afhangen, daardoor bij voortgaande beweging over de grond voortschuiven): 1. goederen van de kaai afslepen; een vlot de rivier; 2. Z.-N. een veld, een gracht afslepen; 3. een japon met afslepende strook.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Afslepen

AFSLEPEN, (sleepte af, heeft afgesleept), tot op den grond afhangen en daardoor, bij voortgaande beweging langs den grond voortschuiven: eene lange staatsiejapon met afslepende breede strooken.