Wat is de betekenis van Aflangen?

2024-04-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

aflangen

(Iets) afnemen; (kaartsp.) (de kaart) aflangen, de bovenste kaarten nemen en die onderaan leggen, afnemen. En lang zal het niet duren of we gaan ons mutske moeten aflangen voor meneer de kapitein, BOON 1975, 60.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aflangen

(langde af, heeft afgelangd), 1. (gew.) van boven, boven uit iets toereiken: iets uit de kast aflangen ; 2. (gew.) aanreiken, afgeven aan huis (in het voorbijgaan); 3. (gew.) (fig.) afdokken, afschuiven; — (gew.) hij houdt niet van aflangen, hij is gierig; 4. (gew.) van iem. aflangen, kwaad van hem spreken.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aflangen

('af) (langde af, heeft afgelangd) aan huis in het voorbijgaan overreiken : wil jij dit pakje bij mijn broeder -? Syn. ➝ afgeven.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Aflangen

AFLANGEN, (langde af, heeft afgelangd), (gew.) afreiken, afgeven aan huis (in het voorbijgaan); — (gew.) (fig.) afdokken, afschuiven; — (gew.) hij houdt niet van aflangen, hij is gierig; — (gew.) van iem. aflangen, kwaad van hem spreken.

2024-04-28
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Aflangen

zie Afgeven.