Wat is de betekenis van Afjakkeren?

2024-04-29
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

afjakkeren

(ov ww; jakkerde af; h. afgejakkerd) - met dolle snelheid afleggen. • Op die dag, op een parcours dat over zes cols voerde, demarreerde Hamilton in de steilste klim van de Tour en jakkerde de laatste achtentachtig kilometer solo in minder dan twee uur af. ( WILCO)

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afjakkeren

v., ôfjeije, -jakkerje, -jikkerje jitterje, -jetterje.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afjakkeren

(jakkerde af, heeft afgejakkerd), 1. (een paard) zo lang of zo hard voortjagen, tot het doodaf is; 2. zich —, zich door te veel inspanning uitputten, inz. door zware studie of een losbandig leven: er af gejakkerd uitzien, er afgemat, uitgeput uitzien; 3. (gemeenz.) vinnig afsnauwen: zij kan de meiden zo af jakkeren ; 4...

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afjakkeren

jakkerde af, heeft afgejakkerd; 1. door lang en hard rijden, zweepslagen enz. een dier uitputten: een paard afjakkeren; 2. iem. uitputten door te veel inspanning, ook refl.: iem. afjakkeren; zich afjakkeren.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afjakkeren

('af) (jakkerde af, heeft afgejakkerd) 1. door hard rijden uitputten : een paard -. 2. uitputten : zich -; er af gejakkerd uitzien. 3. Gemz. afsnauwen : de meiden -. 4. slordig en gehaast afmaken : een werk -. afjakkering v. (-en).

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Afjakkeren

af'jakkeren (jakkerde af, heeft afgejakkerd), 1. (een paard) zo lang of zo hard voortjagen, tot het doodaf is; 2. zich afjakkeren, zich door teveel inspanning uit- putten, m.n. door zware studie of een losbandig leven; 3. een werk afjakkeren, overhaast en slordig afmaken; 4. met dolle snelheid afleggen: een weg, een grote afstand afjakkeren...

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Afjakkeren

AFJAKKEREN, (jakkerde af, heeft afgejakkerd), (een paard) zoo lang of zoo hard rijden, tot het doodaf is; — zich door te veel in te spannen uitputten, inz. door zware studie of een losbandig , leven : er afgejakkerd uitzien, er afgemat, uitgeput uitzien; — (gemeenz.) zij kan de meiden zoo af jakkeren, vinnig afsnauwen; — een wer...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)