AFJAKKEREN, (jakkerde af, heeft afgejakkerd), (een paard) zoo lang of zoo hard rijden, tot het doodaf is;
— zich door te veel in te spannen uitputten, inz. door zware studie of een losbandig , leven : er afgejakkerd uitzien, er afgemat, uitgeput uitzien;
— (gemeenz.) zij kan de meiden zoo af jakkeren, vinnig afsnauwen;
— een werk afjakkeren, snel en slordig afmaken. AFJAKKERING, v. (-en).