Wat is de betekenis van Afgericht?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afgericht

afgericht - Deelwoord 1. voltooid deelwoord van africhten 1. vormt de voltooide tijden Hij heeft de grote witte wolfshond afgericht om zijn kudde schapen te bewaken. 2. vormt de lijdende vorm Hulphonden worden inmiddels ook afgericht om auti...

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afgericht

bn. (-er, -st), 1. door oefening of onderricht bekwaam tot —, bedreven, knap in enige kunst; (absol.) geoefend, volleerd ; 2. slim, listig, doortrapt.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afgericht

bn., vaardig, bedreven; fig. slim, listig: een afgericht paard, een afgerichte strijder, een afgerichte leerling; zie africhten.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afgericht

('af) bn. (-er, -st) 1. vaardig, ten gevolge van oefening : een strijder, paard. Syn. bekwaam, geschikt, knap, kundig. 2. sluw, doorslepen : een diplomaat. afgerichtheid v.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Afgericht

af'gericht, bn. (-er, -st), 1. door oefening of onderricht bekwaam, bedreven, knap in enige kunst; (abs.) geoefend, volleerd; 2. slim, doortrapt.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Afgericht

AFGERICHT, bn. (-er, -st), die afgericht zijn (soldaten); — bekwaam, bedreven, knap in eenige kunst; — slim, listig, doorslepen; doortrapt, sluw.

2024-04-27
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Afgericht

zie Bekwaam.