Wat is de betekenis van afficheren?

2024-04-30
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

afficheren

(hier, in combinatie met zich:) zich profileren uitspraak [a-fie-sjee-ruhn] citaat “[Snapchat en Instagram] zijn veel meer beeldgericht dan Facebook en vooral Twitter. Niet voor niets afficheert Snap zich als een videoplatform. Want daar houden jongeren van.” Bron: woordfeit De oudste betekenis van afficheren is ‘aanplakken&rs...

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afficheren

afficheren - Werkwoord 1. (ov) op muren, palen of borden aanplakken Zij afficheerden overal posters van hun partij vanwege de komende verkiezingen. Woordherkomst Van het Franse afficher met het achtervoegsel -eren

2024-04-30
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Afficheren

[Fr. afficher] 1 op een aanplakbiljet kenbaar maken, aanplakken; 2 naar buiten brengen, aan de grote klok hangen, te koop lopen met; je hoeft je persoonlijke gebreken nou ook weer niet te -.

2024-04-30
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Afficheren

aanplakken; te koop lopen met; rondbazuinen

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Afficheren

aanplakken, aanslaan, bekendmaken; met iets te koop lopen.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afficheren

(afficheerde, heeft geafficheerd), (<Fr.), aanplakken, aanslaan; — (fig.) aan de grote klok hangen, te koop lopen met: zijn schande afficheren.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afficheren

geafficheerd (Fr.) [Lat. affigere = aanhechten]: aanplakken, publiek maken; mee te koop lopen; in opspraak brengen.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afficheren

('sje:rən) (afficheerde, heeft geafficheerd) 1. aanplakken. 2. praten, pronken met : zijn onwetendheid -.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Afficheren

affiche'ren [Fr. afficher], (afficheerde, heeft geafficheerd), 1. aanplakken, aanslaan; 2. (fig.) aan de grote klok hangen, te koop lopen met: zijn schande afficheren.