Acusticus-gezwel
gezwel, dat uitgaat van den N. acusticus en van uit den meatus auditorius internus in de achterste schedelgroeve groeit, en, deze vullende, de pons Varoli, het verlengde merg, de kleine hersenen en de hersenzenuwen verdringt; hierdoor gevaarlijk voor het leven, doch goedaardig (fibromateus) van bouw; zeer zelden aan weerszijden.