Wat is de betekenis van Achterhar?

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Achterhar

v. (-ren), 1. (sluisbouw) draaistijl van een sluisdeur, ook broekbalk geheten; 2. horizontale balk waarom de val ener ophaalbrug draait.

2024-04-27
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Achterhar

stijl of balk, waarop de regels of liggers van een raam- of regelwerk (dat dikwijls om die stijl draaibaar is) bevestigd zijn.

2024-04-27
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Achterhar

ook wel broekbalk, is de stijl of balk, waarop de regels of liggers van een raam- of regelwerk, dat dikwijls om die stijl of balk draaibaar is, bevestigd zijn. Bij een sluisdeur staat de achterhar, waarmede de deur tegen de sluismuur aansluit, voor de draaiing met haar ondereinde op een taats, terwijl haar boveneinde in een in de muur verankerde ha...

2024-04-27
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Achterhar

zie Har.

2024-04-27
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Achterhar

Achterhar - de draaistijl van een houten sluisdeur. Zij vormt de afsluiting van het water tegen den sluismuur. Aan de achterhar is het verdere gedeelte der sluisdeur door horizontale liggers bevestigd. Ze draait onder op een taats, of in een keuspot, welke in den sluisvloer bevestigd is, en boven in een halsbeugel, die om een verdund en cylindervor...

2024-04-27
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Achterhar

(waterb.), de rechtstandige balk eener sluisdeur, welke aan den sluismuur sluit; van boven draait zij in een in dien muur bevestigden beugel, beneden op een metalen pin; de achterhar draagt de sluisdeur welke er aan wordt bevestigd, geheel.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Achterhar

ACHTERHAR, v. (-ren), (sluisbouw) draaistijl van eene sluisdeur, ook broekbalk geheeten.

2024-04-27
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Achterhar

Deze is de regtstandigebalk, die, onmiddellijk aansluitende bij den muur, de sluisdeur draagt en met deze een geheel vormt. Zijn benedeneinde staat in een pot of kom of draait, zoo als meer en meer gebruikelijk wordt, op eene pin, en zijn boveneinde past in een beugel, welke in den sluismuur is bevestigd. Het spreekt van zelf, dat zijne lengte en d...