achter de schuine deur
(19e eeuw) (Barg.) het pandjeshuis of de lommerd, ook wel ome Jan*. De uitdrukking komt al voor bij Harrebomée en bij Stoett, die o.a. Justus van Maurik citeert. • Wil je er een dozijntje van maken, des te beter; dan los ik mijn oorbellen, die nog achter de schuine deur staan. (Justus van Maurik: Krates, een levensbeeld. 1885)...