abuseren
(De Palm 1969: 62; Vervoorn 1974), fouten maken: je abuseert te veel; vernederlandsing van Papiaments abuza ‘misbruik maken’, teruggaand op Spaans abusar of Portugees abuse.
Nicoline van der Sijs
(De Palm 1969: 62; Vervoorn 1974), fouten maken: je abuseert te veel; vernederlandsing van Papiaments abuza ‘misbruik maken’, teruggaand op Spaans abusar of Portugees abuse.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr. abuser, van Lat. ab = weg, en usus= gebruik] slecht gebruik maken van, misbruiken; zich-, zich vergissen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(abuseerde, heeft geabuseerd), (<Fr.), 1. misbruik maken van, misleiden; 2. een gallicisme is zich abuseren voor zich vergissen.
Jozef Verschueren (1930)
(abu'ze:rən) (abuseerde, heeft geabuseerd) [Fr. < Lat. abusus. misbruik] 1. misbruik maken van. 2. zich -, zich vergissen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: