Wat is de betekenis van abondant?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

abondant

abondant - Bijvoeglijk naamwoord 1. overvloedig Woordherkomst afgeleid van het Franse 'abondant' (overvloedig) Synoniemen abundant

2024-04-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Abondant

[Fr.] zie abundant.

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Abondant

(abundant) overvloedig

2024-04-29
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Abondant

overvloedig, rijk(elijk); abondant en, rijk aan.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Abondant

(<Fr.), bn. (-er, -st), overvloedig, ruim voorhanden.

2024-04-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

abondant

overvloedig-, rijkelijk.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

abondant

bn. (Fr.) [Lat. abundans = overvloeiend]: overvloedig, bij de vleet.

2024-04-29
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

abondant

overvloedig, rijkelijk.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

abondant

(abon'dant) bn. en bw. [Fr. < Lat. abundans] overvloedig, ruim.