Wat is de betekenis van Aardigheidje?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

aardigheidje

1. (1897, vero.) (euf.) sterke drank; borrel. • Kees, geef me eerst nog een aardigheidje met suiker en dan zal ik den mottige eens op den grond leggen, boven op zijn schoone halfhempie. (Justus van Maurik: Amsterdam bij nacht. 1897) • (Ewoud Sanders: Borrelwoordenboek. 1997) • (Paul van Riel: Kroegwoordenschat. 1998) 2. (19e...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aardigheidje

aardigheidje - Zelfstandignaamwoord 1. een kleine attentie of gift die iemands waardering of genegenheid uitdrukt aardigheidje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord aardigheid Woordherkomst afleiding van aardig en met het achtervoegsel -heid

2024-04-29
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Aardigheidje

Een aardigheidje is in 1897 voor het eerst gevonden, in het werk van Justus van Maurik. Van Maurik gebruikt het meermalen in Amsterdam bij dag en nacht. Zo heet het daar ergens: Zit jij op 'n droogie maat? Dat kan niet, nou zal ik je tracteeren.Kastelein, 'k geef n rondje - de winnende hand is mild; breng hier voor meneer nog een klare en neem zelf...

2024-04-29
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

aardigheidje

In de negentiende eeuw was dit in Zuid-Nederland een eufemisme voor het mannelijk lid (Het WNT citeert Loquela, 1893, 89), en voor ongedierte (het WNT vermeldt Volk en Taal. 1888 en Teirlinck). Tegenwoordig zijn beide betekenissen verouderd. Een ‘aardigheidje’ is eigenlijk een ‘aardig klein voorwerp; iets dat aantrekkelijk is door bevalligheid, nie...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aardigheidje

o. (-s), 1. zie Aardigheid 2.—4.; 2. (gew.) een aardigheidje met suiker, glas met een of andere sterkedrank met suiker.