Aansporen 1
(spoorde aan, heeft aangespoord), met sporen aandrijven, de sporen geven; — (fig-) (meest in gunstige beteek.; in ongunstigen zin gebruikt men meest aanzetten); dien leerling moet ik steeds aansporen, anders komt er niets van hem terecht; iemands ijver, lust aansporen, sterk prikkelen, hem aanmoedigen; — iem. tot handelen, nadenken, to...