aanporren
aanporren - Werkwoord 1. (ov) aansporen 2. (ov) iemand een veelbetekenende por geven Woordherkomst samenstelling van aan(voorzetsel) en porren(werkwoord)
Wiktionary (2019)
aanporren - Werkwoord 1. (ov) aansporen 2. (ov) iemand een veelbetekenende por geven Woordherkomst samenstelling van aan(voorzetsel) en porren(werkwoord)
Van Dale Uitgevers (1950)
(porde aan, heeft aangepord), (de luie, trage, nalatige, onverschillige) aanzetten, aansporen : als je hem niet telkens aanport, voert hij niets uit; de loodgieter is weer niet gekomen, ik zal hem eens moeten aanporren.
M. J. Koenen's (1937)
porde -, h. -gepord (eig. een por geven met zeker doel; fig. aansporen, aanzetten): iem. tot de studie -.
Jozef Verschueren (1930)
(porde aan, heeft aangepord) herhaaldelijk aansporen : tot de studie -. Syn. zie: aandrijven (I 2).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
aan'porren (porde aan, heeft aangepord), (de luie, trage, nalatige, onverschillige) aanzetten, aansporen: als je hem niet telkens aanport, voert hij niets uit. aan'poten aan'poten (pootte aan, heeft aangepoot), 1. (gemeenz.) flink aanstappen; 2. flink voortgang maken met het werk waaraan men bezig is, aanpakken; vgl. poot aan spelen. 2 (gewas) aan'...
J.H. van Dale (1898)
Aanporren - (porde aan, heeft aangepord) (den luie, trage, onverschillige) aanzetten, aansporen, aanprikkelen; - iem. tot vijandige gezindheid jegens anderen aansporen, opzetten, aanhitsen. AANPORRING, v. (-en).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: