aanbouwen
aanbouwen - Werkwoord 1. (ov) ergens iets tegenaan bouwen ♢ Zij lieten bij hun huis een garage aanbouwen. Woordherkomst samenstelling van aan(voorzetsel) en bouwen(werkwoord)
Wiktionary (2019)
aanbouwen - Werkwoord 1. (ov) ergens iets tegenaan bouwen ♢ Zij lieten bij hun huis een garage aanbouwen. Woordherkomst samenstelling van aan(voorzetsel) en bouwen(werkwoord)
Van Dale Uitgevers (1950)
(bouwde aan, heeft aangebouwd), . (nieuwe huizen of schepen) bij de reeds bestaande bouwen ; 2. (een nieuw gedeelte) aan een huis vastbouwen ; 3. (woeste gronden) aanmaken en bebouwen; 4. verbouwen. AANBOUWER, m. (-s). AANBOUWING, v. (-en). AANBOUWSEL, o. (-s), het aan een bestaande woning, schuur enz. gebouwde gedeelte (meest geringschattend ge...
Jozef Verschueren (1930)
(‘a:n) (bouwde aan, heeft aangebouwd) 1. bij het reeds bestaande bijbouwen : een vleugel bij een huis -, vliegmachines -. 2. door ontginning, aan de bestaande bouwgrond toevoegen : heidegronden -. 3. door het verbouwen van nieuwe gewassen, de bestaande teelt uitbreiden : suikerbieten -. 4. voortmaken met bouwen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
aan'bouwen (bouwde aan, heeft aangebouwd), 1. (nieuwe huizen of schepen) bij de reeds bestaande bouwen; 2. (een nieuw gedeelte) aan een huis vastbouwen; 3. (woeste gronden) ontginnen en bebouwen; 4. verbouwen.
J.H. van Dale (1898)
Aanbouwen - (bouwde aan, heeft aangebouwd), nieuwe huizen en schepen bij de reeds bestaande bouwen; een nieuw gedeelte bij een huis bouwen; woeste gronden aanmaken en bebouwen; nieuwe gewassen verbouwen; voortgang maken met bouwen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: