Wat is de betekenis van aanblijven?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanblijven

aanblijven - Werkwoord (scheidbaar) 1. ergatief in dezelfde functie blijven Nadat het schandaal bekend werd kon de directeur niet langer aanblijven. 2. ergatief blijven branden Het vuur bleef tot diep in de nacht aan. Woordher...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aanblijven

aanblijven - onregelmatig werkwoord uitspraak: aan-blij-ven 1. een functie blijven vervullen ♢ de minister wil graag nog een paar jaar aanblijven Onregelmatig werkwoord: aan-blij-ven ik blijf aan (... ik aanblijf)...

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanblijven

(bleef aan, is aangebleven), 1. een ambt, een betrekking blijven bekleden, niet aftreden; 2. bijblijven; (bij een spel) niet afvallen; — niet ten achteren komen: hij blijft met de huur tegenwoordig goed aan; — (gew.) iem. aanblijven, gelijke tred houden met; [in toepassingen als het prachtige kostuum bleef de gehele dag...

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanblijven

bleef-, i. -gebleven (in het alg. in de toestand blijven, waarin iem. of iets is: 1 in een betrekking blijven; 2 aan het branden blijven; 3 duren): 1 hij zal niet langer dan een jaar -; 2 de lamp blijft aan; 3 de kerk blijft lang aan.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanblijven

(‘a:n) (bleef, bleven aan; is aangebleven) 1. in zijn ambt blijven : de minister blijft aan. Tgst. aftreden. 2. blijven meedoen ; bij het spel -. Opm. In die jas blijft aan, de kachel moet aan blijven, wat blijft de kerk lang aan, is aan met blijven niet een samengesteld wkw.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

aanblijven

aan'blijven (bleef aan, is aangebleven), een ambt, een betrekking blijven bekleden, niet aftreden.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aanblijven

Aanblijven - (bleef aan, is aangebleven), een ambt, eene betrekking blijven bekleeden; niet af-treden; - (bij een wedstrijd, het spel) niet afvallen: - niet ten achteren komen: hij blijft met de huur tegenwoordig goed aan; - (gew.) iem. aanblijven, gelijken tred houden met; - blijven aanstaan (de deur, het venster); - aan het...