Wat is de betekenis van aanbellen?

aanbellen - Werkwoord 1. bij iemand (aan de deur) bellen, op de deurbel van een huis drukken 2. aan de deurbel trekken om die te laten rinkelen ♢ Nog voor ze kunnen aanbellen, zwaait de deur open. ♢ Als je wilt dat iemand de voordeur voor je openmaakt moet je aan...

aanbellen - regelmatig werkwoord uitspraak: aan-bel-len 1. op de bel bij de deur drukken ♢ toen we het adres gevonden hadden, hebben we aangebeld Regelmatig werkwoord: aan-bel-len ik bel aan (... ik aanbel)...

v., (oan)skilje.

(belde aan, heeft aangebeld), een deurschel doen overgaan (om binnengelaten te worden of gehoor te krijgen).

belde aan, h. -gebeld (aan de deurschel trekken [om binnengelaten te worden]): bij iem. -; ook, aanschellen.

('a:n) (belde aan, heeft aangebeld) aan de deurbel trekken. Syn. aanschellen.

aan'bellen (belde aan, heeft aangebeld), een deurbel doen overgaan (om binnengelaten te worden of gehoor te krijgen).

...

Aanbellen - (belde aan, heeft aangebeld), aan eene deurschel trekken om binnengelaten te worden of gehoor te krijgen.