aanbellen - regelmatig werkwoord
uitspraak: aan-bel-len
1. op de bel bij de deur drukken
♢ toen we het adres gevonden hadden, hebben we aangebeld
Regelmatig werkwoord: aan-bel-len
ik bel aan (... ik aanbel)
jij/u belt aan (... jij aanbelt)
hij/zij belt aan (... hij aanbelt)
wij/zij/jullie bellen aan (... wij aanbellen)
ik/jij/u/hij/zij belde aan (... ik aanbelde)
wij/zij/jullie belden aan (... wij aanbelden)
hij heeft aangebeld
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk