Wat is de betekenis van aaloud?

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aaloud

bn., (dicht.) zeer oud, overoud. AALOUD'HEID, v.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aaloud

aloud, bn. vero. (zeer oud, soms met de bijbet. van voortreffelijk); de -e zeden; -heid, v. (hoge oudheid).

2024-04-26
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Aaloud

zeer oud; uit oud met een versterkend voorvoegsel aal, go. ala, gelijk in bet. met al, go. all. Het is wel eens verkeerdelijk afgeleid van een nietbestaand adeloud, en daarom aëloud, en zelfs adeloud geschreven.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

aaloud

Aaloud - bn. zeer oud. AALOUDHEID, v.

Gerelateerde zoekopdrachten