Wat is de betekenis van Pierlala?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pierlala

1) (1917) (sch.) mannelijk lid. • Jaapje deed niet mede toen ze beertje gingen spelen; Gerard was hem en liep op handen en voeten te brommen dat zijn boezel sleepte, Nico praatte Itaaljaansch: „Laat je pierlalaatje wapperen, sjassee, krwasjee!” (Jacobus van Looy: Jaapje. 1917) 2) (19e eeuw) (inf.) iemand die zich vreemd gedr...

2024-04-28
Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Pierlala

zie: dood van pierlala.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pierlala

m., 1. de held in het bekende liedje: Pierlala lei in de kist al met zijn billetjes bloot; 2. (Zuidn.) vreemd of wonderlijk persoon: een lange Pierlala, lang en broodmager persoon.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Pierlala

m. (kluchtig persoon uit verschillende [Z.-N.] volksliederen): Pierlala zat in de kist.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Pierlala

(pi:rla'la) m. (-’s) [Pier + la la] 1. held uit een bekend lied ; zingen van -. 2. pierlala Uitbr. a. koddig persoon : wat een . b. Algm. persoon : een lange -.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Pierlala

m., 1. held in het bekende liedje: lei in de kist al met zijn billetjes bloot; 2. vreemd of wonderlijk persoon: een lange Pierlala; 3. (zegsw.) eruitzien als de dood van pierlala, als een geraamte.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)