Wat is de betekenis van Hollands?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Hollands

Hollands - Zelfstandignaamwoord 1. (taal) Nederlands zoals gesproken in Holland 2. (informeel), (taal) Nederlands, Germaanse taal die veel wordt gesproken in Nederland en Vlaanderen Hollands - Bijvoeglijk naamwoord 1. (demoniem) van, uit, als in Holland 2. (demoniem) Nederlands Woordherkomst Afgeleid van Holland...

2024-04-28
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Hollands

1. -e averijen, onder zeelieden een eeuwenoude ben. voor syfilis en gonorroe. 2. -e ziekte, in politieke kringen een ironische ben. voor de terughoudende opstelling van Nederland ten aanzien van de plaatsing van kernwapens. Deze houding werd vergeleken met een besmettelijke ziekte, want zij zou ook andere landen beïnvloeden en zo de positie van de...

2024-04-28
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

Hollands

Hollands - Verwijst naar de cultuur van de moderne natie der Nederlanden, of in het algemeen naar de culturen die hebben bestaan op hetzelfde grondgebied in Noordwest-Europa aan de Noordzee. De term ‘Hollands’ wordt vaak gebruikt om de cultuur van de noordelijke historische Nederlanden te onderscheiden van ‘Vlaams’, waarmee...

2024-04-28
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Hollands

bn., (veroud., i.h.b.:) in Hollands geld (toegevoegd achter een geldbedrag). Dat maakt omtrent zes honderd twee en twintig duizend acht honderd Guldens Hollandsch (Hartsinck 1770: 721). - Etym.: Oudste vindpl. Herlein 1718: 129) (twe dutten Hollands). Het stond tegenover Surinaams (2). Het onderscheid was/is nodig, omdat de namen van de munten en d...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hollands

adj., Hollânsk.

2024-04-28
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Hollands

Hollandse jenever.

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hollands

I. bn., 1. van, uit, als in het gewest Holland : de Hollandse steden, de Hollandse waterlinie; 2. Nederlands : een Hollandse jongen; de Hollandse schilderschool; Hollandse uitdrukkingen; 3. in verschill. techn. ben.: de Hollandse kijker, kijker van Galileï, met slechts twee glazen; — (pap.) Hollands papier...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Hollands

1. (van Holland), zn. in de 2e nvl., b.v. Hollands grond, Hollands welvaren; 2. bn.: een Hollandse stad, Hollandse kaas, uit of van Holland; Hollandse haring; 3. bw.: Hollands degelijk; 4. o.; de taal van het gewest Holland; de Ned. taal: zegsw. iem. in goed Hollands iets zeggen, onverbloemd.