Elevator; een in een houten pijp ronddraaiende riem van canvas of leer waarop op vaste afstanden ijzeren bakjes zijn aangebracht. Hij dient voor het eventuele transport van het product in de molen. Vanaf een stortput of kaar op de begane grond naar de steenzolder liep vaak de grode ledder (grote Jacobsladder), die daar de zoadhokken vulde. Onder de uitlooppijp van de veurloper, dus op de waaierzolder, begon de dubbelde ledder (dubbele Jacobsladder). Deze voerde de gepelde gerst omhoog tot boven de pelzolder, waarna ze via een schuinstaande houten pijp in de romp van de noaloper kwam. Vanuit de uitloop van de noaloper kwam de gort onder op de waaierzolder nogmaals op de dubbelde ledder die haar weer omhoog voerde, waarna ze vervolgens in de romp boven de zifterij viel. De werking van de elevator is te vergelijken met een baggermolen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk