Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Zeekoet

betekenis & definitie

Zeekoeten zijn de grootste vertegenwoordigers van de ongeveer twintig soorten omvattende alkenfamilie die langs vrijwel alle kuststroken van het noordelijk halfrond voorkomt, vooral de koude. De alken, en speciaal de zeekoeten, kunnen wel enigszins worden beschouwd als tegenhangers van de op het zuidelijk halfrond thuishorende pinguïns.

De veelal zwarte pakjes met witte befjes, alsmede de opgerichte houding, grappige waggelpasjes en leefwijze stemmen ook wonderlijk veel overeen. Toch zijn alken en pinguïns geen familie van elkaar. Dat ze desondanks toch op elkaar lijken, komt waarschijnlijk omdat ze zich ieder hebben aangepast aan een min of meer soortgelijk milieu, de een in het noorden, de ander in het zuiden. Beide hebben zich gespecialiseerd in het leven in het water en hebben de daarvoor meest geschikte vorm gekregen. Er is één groot verschil: de alken hebben hun vliegvermogen behouden. Daardoor zullen zij, wanneer de mens verder naar de polen opdringt, een streepje voor hebben op de pinguïns die niet uit de weg kunnen.

Wat dat betekent, leert een lid van de alkenfamilie, de bijna een meter hoge reuzenalk die in het noorden van de Atlantische Oceaan leefde. Ook hij kon niet vliegen. Sinds omstreeks 1840 is hij dan ook uitgeroeid … De thans nog levende alkesoorten kunnen uitstekend vliegen, zowel onder als boven water. Onder de oppervlakte komen ze iets anders vooruit dan de pinguïns die er een soort vliegbewegingen maken; de zeekoeten bijvoorbeeld heffen de vleugels maar een klein stukje op om ze daarna met kracht tegen het lichaam te drukken. Dat geeft ze een formidabele snelheid waarmee ze vissen tot op tientallen meters diepte gemakkelijk kunnen achtervolgen.

Nagenoeg alle alken broeden, koloniegewijs, op smalle richels en uitstekende punten van steile rotswanden. Het ene ei – alleen de grappige papegaaiduiker legt er twee – wordt zomaar op de rots gelegd. Om te voorkomen dat het van de broedplaats afrolt, is het opvallend peervormig zodat het altijd in een klein kringetje ronddraait. En valt het er toch af, geen nood, want dan leggen de vogels direct een nieuw. Als de jongen van de zeekoeten twee tot vier weken oud zijn, springen ze, op de roep van de ouders, van de nestelplaats naar beneden, soms tientallen meters diep. Ze kunnen dan nog niet vliegen.

Dat leren ze later pas als ze met hun ouders ver de oceaan zijn opgezwommen. De diepe val deert ze niet. Net als eendepulletjes zijn ze heel licht en omhuld met een dikke beschermende laag dons.

Totale lengte 40-42 cm. Loopt rechtop.

Donkerbruin, bij zwart af; witte borst en buik. In winter tevens witte keel en zijkanten kop; van oog loopt dan zwarte streep naar achteren.

Voedsel: Vissen, garnalen, kreeftachtigen e.d. Vissen worden vaak buitgemaakt doordat zeekoet snel om schooltje heenzwemt.

Broedt in kolonies langs steile rotshellingen. Eén ei, door variatie in grootte en kleur goed herkenbaar voor ouders. Broedtijd 30-34 d; beide ouders broeden en verzorgen jong.

Zachtaardige vogel. Komt vooral ’s winters wel aan onze kusten, vaak als olieslachtoffer.

Guillemot, Common Murre • Trottellumme • Guillemot de Troïl

Uria aalge.

< >