Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Zadelbekooievaar

betekenis & definitie

Ofschoon hij over een groot deel van Afrika is verspreid, is de zadelbekooievaar toch een vrij zeldzame verschijning waar men ‘op safari’ graag een poosje naar blijft kijken. Vooral als hij statig in ondiep water rondstapt met als achtergrond hoog opgaand groen riet, waar zijn stemmige zwartwitte kleed prachtig tegen afsteekt.

En niet te vergeten de fraaie rode snavel met rondom een zwarte band en er bovenop, bij de kop, een gele hoornachtige plaat, enigszins in de vorm van een zadel. De vogel, die in gedrag veel overeenkomsten vertoont met de gewone ooievaar, leeft bij voorkeur in moerassen en andere vochtige streken, gewoonlijk alleen of in paren, maar men heeft ook wel eens troepjes van twintig of dertig stuks gesignaleerd. De paren schijnen lang bij elkaar te blijven en gedragen zich heel vriendelijk tegen elkaar. In de broedtijd voert het mannetje fraaie dansen voor het wijfje uit, die gepaard gaan met het van ooievaars bekende snavelgeklepper. De uit takken opgebouwde en meestal heel grote nesten worden bij voorkeur in bomen gebouwd die in het moeras staan. Daar hebben de vogels het voedsel voor hun ene jong direct bij de hand: vissen en andere waterdieren. Evenals de schoenbekooievaars zijn de zadelbekken grote liefhebbers van de merkwaardige longvissen.

Het zijn rustige, tamelijk schuwe vogels die voortreffelijk kunnen vliegen en dikwijls urenlang, op typische ooievaarmanier met hals en poten gestrekt, heel hoog in de lucht rondzweven. Door zijn grote formaat – staande haalt een mannetje vaak meer dan 1.20 meter; hij is daarmee de langste van de ooievaarfamilie – levert zo’n vlucht, waarbij gebruik wordt gemaakt van opstijgende luchtstromingen, een magnifiek schouwspel op zoals we verscheidene malen in Afrika hebben mogen ervaren.

Totale lengte 1.35-1.45 m; hoogte 1.20-1.25 m; vleugelspr. ca 2.40 m. Wijfje kleiner.

Kop, hals, vleugeldekveren en staart zwart met groene, violette en blauwe glans; rest lichaam wit. Lange rode snavel met in midden zwarte band. Heldergele washuid ligt als zadel op snavel. Naakte gele ring om ogen, zwarte poten met rode gewrichten.

Voedsel: Vissen – ook longvissen – reptielen, amfibieën, jonge vogels, kleine zoogdieren, insekten en mogelijk plantaardige kost.

Groot takkennest in bomen, op rotsen, bij voorkeur in moeras. Vermoedelijk slechts 1 ei. Over broeden is weinig bekend.

Zie ook grote waadvogels.

Saddle-bill • Sattelstorch • Jabiru d’Afrique

Ephippiorhynchus senegalensis.

< >