Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Wombat

betekenis & definitie

Een plomp en rond dier met korte, krachtige poten, dat wel iets op een beertje lijkt of op een grote, wat platgedrukte marmot, aldus kan ongeveer het uiterlijk van de zonderlinge wombat worden beschreven. Het is een van de buideldieren die Australië herbergt en zou in deze groep de vertegenwoordiger van onze knagers kunnen worden genoemd.

De geweldige knaagtanden in boven- en onderkaak, kenmerk ook van de echte knagers, tonen duidelijk op welke manier het dier aan de kost komt. Wombats zijn – in tegenstelling tot hun naaste familielid, het beroemde koalabeertje dat het in de bomen zoekt – geboren gravers die als typische nachtdieren de dag doorbrengen in zelfgemaakte ondergrondse holen. Iedere wombat heeft zijn eigen onderaardse woning; de dieren zijn erg eenzelvig en zoeken alleen in de paartijd gezelschap. De holen staan echter vaak wel met elkaar in verbinding, waardoor er wijdvertakte gangenstelsels kunnen ontstaan die zich over tientallen en soms honderden meters kunnen uitstrekken. Of de dieren daar misschien enig contact met elkaar hebben, is niet bekend, op de begane grond zijn ze in ieder geval vrijwel het gehele jaar door in hun eentje.

Hun verborgen leefwijze is er samen met hun schuwheid de reden van dat men ze in het wild zelden ziet, zelfs niet in streken waar ze veel voorkomen. Dat zijn er overigens niet veel, want net als de meeste Australische buideldieren hebben wombats een zware tol aan de opdringende mens betaald. Zelfs het schijnbaar veilige leventje onder de grond is fnuikend voor ze geweest. Bij de meedogenloze jacht op de grote plaag van Australië, de konijnen, die de wombatholen vaak als onderkomen gebruiken, zijn ook talloze wombats om het leven gekomen. Gelukkig worden ze thans op enkele plaatsen, onder andere Tasmanië, beschermd.

Gelijk de meeste Australische dieren hebben wombats een buidel, die echter van een andere constructie is dan de meer bekende broedzakken van de kangoeroes. Deze laatste dieren, die meestal met het bovenlichaam rechtop zitten, hebben er een met de opening naar boven, in de richting van de kop dus. Bij de wombats, die vrijwel steeds op de vier poten lopen, ligt de zaak precies andersom en wijst de opening naar achteren. Eventuele jongen moeten daarom tussen de achterpoten van de moeder door naar buiten koekeloeren. Die constructie is wel logisch, want nu kan er bij het graven geen zand in de buidel worden getrapt. Voor de jongen betekent het dat ze bij de geboorte lang niet zo ver behoeven te klauteren als kangoeroes. Het wijfje heeft het daarentegen heel wat moeilijker wanneer ze de kinderkamer moet schoonmaken; ze kan er niet zo best bij.

De korte poten van de volwassen wombats en het gewicht van de twee tot vier jongen zijn er de oorzaak van dat de buidel meestal op de grond hangt. Het moet een koddig gezicht zijn, uit die ‘sleepbuik’ plotseling een paar pootjes of een kopje te voorschijn te zien komen. De jongen worden geboren met een duidelijke staart die later verdwijnt, of liever gezegd, het dier groeit er als het ware omheen zodat het, volwassen, praktisch staartloos lijkt.

Wombats, die in een paar soorten in Zuid-Australië en op Tasmanië voorkomen, zijn verbluffend sterk. Het is vrijwel onmogelijk het dier uit z’n hol te trekken. Met de krachtige poten zet het zich muurvast tegen de wanden. Bovendien heeft men weinig houvast aan het plompe, kortharige en ‘staartloze’ lichaam. De huid schijnt zo dik en taai te zijn dat hondetanden er amper doorheen komen. De wombat blijft trouwens niet passief.

Als hij de kans krijgt drukt hij een lichaamsdeel van zijn tegenstander tegen de wand van zijn hol, zo krachtig vaak dat een niet al te dik bot er door breekt. Ook kan het dier enorm bijten en fikse achterwaartse schoppen uitdelen. Toch kunnen ze goed in gevangenschap aarden. Bij de juiste behandeling kunnen het zelfs aardige huisdieren worden die graag op schoot komen zitten en zich laten aanhalen.

Twee soorten worden er thans onderscheiden, de een met behaarde, de ander met onbehaarde neus. De laatste, de gewone wombat, komt het meest in gevangenschap voor en heeft ook de grootste verspreiding.

Typisch is dat de bij buideldieren toch al betrekkelijk lage en niet constante lichaamstemperatuur bij de wombat wel het laagste is en niet hoger komt dan 34 graden.

Totale lengte 65-100 à 105 cm; gew. 30 kg en soms meer. Grote verschillen in afmetingen, al naar de streek waarin ze leven. Geen zichtbare staart.

Verschillende kleuren bruin, van vrijwel zwart tot geelbruin, eveneens afhankelijk van woonplaats.

Voedsel: Plantaardig, vooral wortels en knollen, maar ook gras e.d.

De eigenlijke draagtijd is niet bekend, vermoedelijk 2 à 3 w. Jong blijft daarna 4-6 mnd in buidel.

Hebben krachtige graafpoten met behulp waarvan ze heel snel onder de grond kunnen verdwijnen. Nemen, ofschoon nachtdieren, overdag graag zonnebad.

Zie ook buideldieren.

Wombat • Wombat • Wombat

Phascolomis (Vombatus) ursinus.

< >