Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Watoessirund

betekenis & definitie

Nog maar luttele jaren geleden waren de watoessi-runderen de huisdieren van de beroemde – en misschien ook wel beruchte – Watoessi-stam, een in het aan Kongo grenzende Ruanda-Urundi levend volk van opvallend rijzige en trotse mensen, die oorspronkelijk vermoedelijk uit Egypte afkomstig waren. Het was een in vele opzichten ontwikkeld volk, geleid door een autocratische koninklijke familie, heersend over de als slaven gebruikte medebewoners van het land, de Bahoetoes.

In de zestiger jaren zijn de rollen gekeerd, de Bahoetoes namen de macht in handen, de Watoessi’s werden verdreven of uitgemoord. En daarmee zal wel – misschien terecht – een eind zijn gekomen aan de teelt van de prachtige runderen met hun kolossale hoorns. Terecht, omdat de dieren niet of nauwelijks voor de voedselvoorziening of om andere economisch nuttige redenen werden gehouden maar waarschijnlijk alleen als symbool van de rijkdom van de Watoessi’s en voor rituele doeleinden. Ze graasden op de beste delen van de overigens armetierige graslanden, zodat er voor gebruiksvee geen plaats was, en namen tot aan de catastrofe gestaag in aantal toe. Deze niet-nuttige veeteelt schijnt niet in het gebied van Rwanda – zoals Ruanda-Urundi thans heet – te zijn ontstaan, maar kwam evenals de eigenaren uit het oude Egypte. Melk noch vlees werd benut, het eerste althans niet voor de consumptie. Wel werd het gebruikt als kosmetisch artikel, mogelijk vermengd met de urine van de dieren. Er wordt beweerd – over de riten van de Watoessi’s is heel weinig bekend – dat het bloed van de runderen, aan de hals afgetapt en eventueel met melk vermengd, werd gedronken. Een ander nut zou dan worden opgeleverd door de als brandstof gebruikte mest; de urine zou worden gebruikt voor ‘reiniging’ van het lichaam.

De Zwitserse deskundige prof. Hediger beweert dat de watoessi-runderen een minderwaardige vorm zijn van het inyambo-vee, de eigenlijke rituele dieren van de Watoessi’s, waarvan er nooit een buiten de grenzen van het land is gekomen. De inyambo’s waren het persoonlijke eigendom van de koning en mochten niet worden verkocht. Ieder exemplaar van de rituele kudde schijnt twee of drie verzorgers te hebben gehad; in totaal moeten er vele duizenden mensen in de weer zijn geweest om de runderen te verzorgen.

Het voortbestaan van dit prachtige runderras is, althans in Afrika, uitermate onzeker. En dat is, ofschoon het maar een gekweekte vorm betreft, toch te betreuren. Want watoessi-runderen zijn schitterende en imposante dieren, bruin of bruingevlekt van kleur met een karakteristieke bult op de schouders en kwabachtige aanhangsels aan de keel – kenmerken van de zeboes waar ze, samen met de Egyptische langhoornrunderen of hamietenrunderen, lang geleden uit gekweekt zijn. Het meest indrukwekkend zijn hun reusachtige hoorns die tegen de anderhalve meter lang kunnen worden, met een basisomtrek van een goede halve meter. Bij de stier in Artis waren de hoorns ruim 70 centimeter, met aan de basis een omtrek van 55 cm. De hoorns van de koe waren wel wat langer, maar tevens aanmerkelijk dunner.

Gelukkig leven er nog vrij veel in gevangenschap, maar de indruk bestaat dat het met de fok niet best meer gaat. Dat is niet zo vreemd, want voor zover valt na te gaan, zijn alle thans in dierentuinen levende exemplaren nakomelingen van twee transporten die aan het eind van de twintiger jaren in Europa arriveerden. Het gevaar dat runderpest zou kunnen worden overgebracht, is er de reden van dat sindsdien alle landen hun grenzen potdicht voor nieuwe watoessi-runderen hielden.

Het was de bekende dierenvanger Christoph Schulz, die na vele maanden van onderhandelen de Watoessi-stam ertoe wist te brengen, een aantal exemplaren af te staan, in 1928 twintig, een jaar later veertien. De transporten bestonden uit twee nogal van elkaar verschillende typen: exemplaren met dunne, sterk gekromde hoorns en dieren met kortere, dikke en min of meer recht opzij stekende kopversierselen. Het zijn vooral de nakomelingen van deze tweede groep die de pronkstukken van een aantal dierentuinen vormen. De hoorns zijn overigens niet zo zwaar als ze er uitzien. Zoals bij elk rund zitten de hoorns als het ware over benige uitsteeksels geschoven. Deze hebben weliswaar een behoorlijke lengte – ze zijn bijna net zo lang als de hoorns zelf – maar zijn tamelijk poreus en dus licht. Wat niet wegneemt dat de hoorns behoorlijk sterk zijn en een geducht wapen vormen tegen ieder die een watoessi-rund te na komt.

Totale lengte 3.30-4.20 m; staart 1.20-1.50 m; schouderh. 1.55-1.75 m. De hoorns van wijfjes zijn langer maar dunner dan die van de stieren. Max. lengte 1.60-1.80 m; omvang aan basis max. 60 cm.

Glanzend roodbruin, soms gevlekt.

Voedsel: Gras. In dierentuin ook krachtvoer, hooi, voerbieten, wortelen, lucerne.

Draagtijd ong. 9 mnd, gew. 1 jong.

Meer stammen in Afrika, Masai b.v., kweken langhoornige bultrunderen op rituele gronden of wegens ‘status’. Zijn niet erg imposant; vaak broodmager met lange dunne hoorns. Ankole-runderen worden ze ook wel genoemd. Zie ook runderen.

Watusi • Watussi-Rind • Boeuf du Ruanda-Urundi

Bos (primigenius) africanus.

< >