Vrijwel geen bezoeker besteedt bijzondere aandacht aan ze. Toepaja’s zijn dan ook, om te zien, allerminst spectaculair.
Door formaat en de lange, vrij dikke staart lijken ze veel op eekhoorns, vooral wanneer ze op een tak zitten, knabbelend op voedsel dat tussen de voorpootjes wordt gehouden. Ze hebben dezelfde schokkende beweginkjes, maken eveneens een nogal nerveuze indruk en kunnen, dank zij de uitstekende grijpvingers en -tenen bijzonder snel over de takken vooruitkomen. Als men goed kijkt, zullen de grote ogen en het spitse snuitje misschien enige verwondering wekken, vooral wanneer het laatste opengaat en een typisch insektenetersgebit te voorschijn komt. Geen gewone bezoeker zal echter in de kleine toepaja’s aapachtige diertjes zien, primitieve leden van de groep der primaten. Zeker zal men ze niet beschouwen als verwanten van ons, mensen. Om nog een stapje verder te gaan: volgens sommige geleerden zien toepaja’s er ongeveer net zo uit als onze voorouders toen deze zich, miljoenen jaren geleden, van de insekteneters afscheidden. In tegenstelling tot hetgeen men van dergelijke ‘levende fossielen’ zou verwachten, zijn ze helemaal niet zeldzaam en zien ze uitstekend kans zich tussen veel modernere dieren te handhaven. In Zuidoost-Azië komen ze in vele soorten en ondersoorten voor. Ze bewonen er de tropische regenwouden en bergbossen waar ze overdag, speciaal ’s ochtends en tegen de avond, actief zijn. Ofschoon ze veel in de bomen verblijven, zoeken ze een groot deel van hun voedsel ook op de grond. Van hun doen en laten in het wild is heel weinig bekend. Mede gezien hun gedrag in gevangenschap schijnen ze alleen of in paren – eventueel met jongen – in een vast territorium te leven dat door de mannetjes furieus tegen indringers wordt verdedigd. Ook wijfjes schijnen elkaar niet goed te verdragen; mannetjes zijn echter veel feller en vechten fanatiek door tot de zwakste het loodje legt.
■ Totale lengte meest voorkomende soort: 30-40 cm; borstelachtige staart 14-20 cm; gewicht 150-200 gr; kleine kale oren.
Eenvoudig bruin, vaak iets lichter om ogen; lichte keel en buik.
Voedsel: Allerlei insekten en fruit.
Nest in hol in boom. Draagtijd 42-49 dagen, gem. 45; 1-4 jongen, meestal 2, gewicht 10-14 gr., totaal 10-13 cm lang; zijn kaal en blind, worden ong. 1 maand door moeder gezoogd. Na ruim 3 weken ogen open, zijn na 6 mnd volwassen.
Uitstekende springers, meer dan 1 m ver, tot 4 m naar grond. Bij vechten wordt staart naar voren geslagen, tot over de kop.
Zijn ondergebracht in groep der ►halfapen.
Common Treeshrew • Spitzhörnchen • Tupaja
Tupaia glis.