De grote, kogelronde ogen, geaccentueerd door donkere vlekken en daaromheen witte kringen, die aan de bovenzijde sprekend opgetrokken wenkbrauwen lijken, maken de slanke lori’s tot aandoenlijke diertjes met een doorlopend verwonderde, vragende blik op de snuit. Ze maken door hun trage, bedachtzame bewegingen en vreemd lange poten, de indruk nogal onhandig te zijn.
In werkelijkheid zijn het zeer behendige klauteraars die misschien langzaam, maar uiterst zeker over de takken lopen waarbij de poten in de meest vreemde richtingen kunnen worden gedraaid. Handen en voeten zijn zeer sterke grijporganen, waaraan ze, ook aan één ervan, goed kunnen hangen. Om hun buit te grijpen, voornamelijk insekten, gaan ze op een tak op de achterpoten staan, waarna met een razendsnelle beweging de prooi met beide voorpootjes wordt gepakt. En dat gebeurt allemaal in het duister, want slanke lori’s zijn, zoals hun grote ogen al verraden, echte nachtdieren die, tot een bal opgerold, de dag slapend in de mik van een boom doorbrengen. Het zijn, net als alle lori-achtigen, bosbewoners die in een aantal vormen in allerlei soorten bos leven, zowel in hoog gelegen bergwouden als in ravijnen en bossen langs de kust. In gevangenschap ziet men ze uitsluitend in die tuinen, waar men de beschikking heeft over een zogenaamd nachtdierenhuis. Daar passen ze zich doorgaans uitstekend aan. In Artis zijn verscheidene malen jongen geboren, kostelijke diertjes, amper tien centimeter lang, met dezelfde vragende snoetjes als de ouders. Vrij kort na de geboorte kropen de kleinen – meestal zijn het er twee – over het lichaam van hun moeder rond. Dat waren de beste momenten om ze te bekijken want als ze stil zaten, gingen ze praktisch helemaal schuil tussen de vacht van mama, die dan een paar vreemde uitwassen op het lichaam scheen te hebben.
■ Totale lengte 19-26 cm; geen uitwendige staart; gew. 300-400 gr.
Dikke, wollige vacht, variërend van geelachtig grijs tot roodachtig bruin. Onderzijde wit tot lichtgrijs. Licht gezicht, grote donkere ogen met donkere kringen en donker neusje. Lichte streep tussen ogen.
Voedsel: Insekten, hagedissen, kikkers, kleine vogels, eieren, tevens vruchten, noten, bladeren enz.
Draagtijd 165-175 dagen; 1, vaak 2 jongen, gew. ong. 30 gr; groeien vrij snel, na 6 weken geregeld van moeder af.
Vriendelijke en zachtaardige dieren. Worden in sommige streken vervolgd om hun ogen, die als amuletten tegen ziekten worden verkocht.
Zie ook lori’s en nachtdieren.
Slender Loris • Schlanklori • Loris grêle
Loris tardigradus.