Het moet voor toeschouwers een fantastisch en onvergetelijk schouwspel zijn wanneer op een open stuk grond in de Zuidamerikaanse wildernis de prachtige fel oranje of fel rode rotshanen, de een na de ander, hun betoverende dans uitvoeren. In de broedtijd verzamelen de mannetjes zich tot groepjes die op een grote open plek ieder een eigen ‘hof’ aanleggen, een soort dansvloertje, dat ze zorgvuldig van alle ongerechtigheden ontdoen.
Blaadjes en ander licht spul worden verwijderd door flink met de vleugels te klapperen. In een arena van een meter of vijf en twintig lang kunnen soms wel veertig van die ‘hoven’ naast elkaar liggen. Iedere rotshaan verdedigt zijn erfje fel tegen de buren, maar als niet tot de groep behorende soortgenoten zich proberen in te dringen, worden deze door de eigenaren gezamenlijk verjaagd. In omringende bomen of struiken wachten de mannetjes op de eenvoudig bruingekleurde wijfjes. Komt er een opdagen dan komen de mannetjes, vaak om beurten, naar beneden om hun bekoringsdansen uit te voeren. De wijfjes kijken vol belangstelling naar de verrichtingen van de heren.
De prachtige kuif, die in de lengte over hun kop loopt en de snavel vrijwel aan het oog onttrekt, wordt zoveel mogelijk gespreid, de overige veren worden opgezet. Zo huppelen de mannetjes voor- en achteruit, in een soms vrij wilde dans, waarna de dieren plotseling minutenlang als een standbeeld in een bepaalde houding kunnen blijven staan. Het pronken gaat door tot een der wijfjes zodanig door de danser wordt bekoord dat ze door een luide roep te kennen geeft zijn echtgenote te willen worden. Het mannetje trekt dan met het wijfje weg om te paren. Rotshanen behoren tot de fraaiste op aarde levende vogels. Twee soorten worden er onderscheiden die ieder in een van elkaar gescheiden gebied in noordelijk Zuid-Amerika leven, bij voorkeur in bebost gebergte. Reeds eeuwenlang worden ze vervolgd, niet alleen om hun naar men zegt smakelijke vlees – dat evenals de veren oranjeachtig is gekleurd – maar vooral om de veren. De Indianen gebruiken die nog steeds bij het maken van sieraden. De oude Inka’s zouden er zelfs hele mantels van hebben vervaardigd. De vogels zijn de trots van iedere dierentuin die ze bezit.
Ze kunnen er tamelijk goed aarden, maar moeten wel tot de ‘moeilijke’ vogels worden gerekend. Speciaal aan hun voedsel dient grote aandacht te worden besteed om te voorkomen dat ze hun briljante kleur verliezen.
Rotshanen nestelen vaak in elkaars buurt. Het nest wordt door het wijfje doorgaans tegen een rotswand gebouwd. Hiertoe worden plantevezels met behulp van kleverig leem aan de rots geplakt tot er een ondiepe kom is ontstaan die tot slot met bladeren wordt versierd. De kom wordt vaak vele jaren achtereen gebruikt en behoeft dan alleen maar met nieuw zacht materiaal te worden gestoffeerd. Twee eieren worden er doorgaans in gelegd, die door het wijfje worden bebroed. Voor het overige is er weinig over bekend.
■ Totale lengte 27-30 cm; wijfje iets kleiner.
Mannetje gewone soort oranje; bruinachtige vleugels met lichte dwarsbanden. Korte staart donkerbruin met oranjeachtige rand. Aan dubbele oranjeachtige kuif purperrode rand. Poten en ogen oranjerood, snavel ook, maar met gele punt.
Peruviaanse soort zachtrood, donker grijsbruine vleugels en staart.
Wijfjes warm chocolade- of olijfbruin met oranjeachtige buik en staart.
Voedsel: Voornamelijk fruit.
Wijfje bouwt komvormig, aan rotswand geplakt nest van leem en plantedelen; 2 eieren, crème met spikkels. Broedtijd onbekend. Wijfje broedt.
Is van gedrag in wild weinig bekend.
Cock of the Rock • Klippenvogel • Coq de roche
Rupicola peruviana
R. rupicola.